10
Het kind rende het huis van haar oma binnen en liet de deur openstaan. Haar moeder was niet thuis. Dat wist Perez, zoals hij zoveel dingen over deze familie wist, informatie die hem in de loop der jaren ter ore was gekomen zonder dat hij daar moeite voor had hoeven doen. Dawn Williamson werkte als onderwijzeres in Middleton, het plaatsje waar de dichtstbijzijnde basisschool was gevestigd. Martin en Aggie zorgden ondertussen voor het meisje. Dawn was import, zodat hij niet zoveel over haar wist. Al voordat ze een relatie met Martin kreeg, was ze op Shetland komen wonen omdat ze er een baan als onderwijzeres had gevonden.
Perez liep met de tas met boodschappen terug naar Sandy, zette de spullen naast hem op het muurtje en stak de weg weer over, voordat Sandy doorhad dat niet aan al zijn lunchwensen was voldaan. Perez liep naar het huis van Aggie en klopte op de deur. Hij mocht Aggie wel. Hij woonde nog niet zo lang in Lerwick toen haar man om het leven kwam. Hij had toen een verklaring van haar opgenomen, vol respect voor de waardigheid waarmee ze de vragen beantwoordde en de manier waarop ze niets slechts over haar overleden echtgenoot wilde horen.
Toen Aggie opendeed herkende ze hem meteen. ‘Jimmy Perez, wat doe jij hier in Biddista?’ Ze leek een beetje gespannen. Nergens ter wereld was het een goed teken als de politie bij je aanklopte. Toen hij niets zei, ging ze verder: ‘Nou, kom binnen. Dat hoor ik dan vanzelf wel.’
Hij kon zich niet herinneren dat hij Aggie na de begrafenis van haar man nog een keer gezien had, maar ze was niets veranderd. Ze was een keurig, frêle dametje dat de zestig al gepasseerd was. Ze ging bij de vierkante tafel staan, waar een geblokt kleed overheen lag, en wilde blijkbaar iets gaan bakken. Voor haar op tafel stond een weegschaal, een porseleinen kom, een pak meel, een pak suiker, een schoteltje met drie losse eieren en een pollepel. Het was net alsof hij in de keuken van zijn moeder stond, op Fair Isle. De beslagkom had precies dezelfde vaalgele kleur als die van zijn moeder. Met de wikkel van een pakje margarine had Aggie een bakvorm ingevet. Alice, die voor hem was uit gerend, zat op een hoge kruk en dronk sap uit een plastic bekertje. Ze had haar clownsmasker omhooggeduwd, zodat het boven op haar hoofd zat.
Aggie veegde haar handen af aan een theedoek. ‘Nu je er toch bent,’ zei ze, ‘zal ik eens een lekker kopje thee zetten.’ Ze zette de ketel op de warme plaat van haar Rayburn-oven. De eerste verbazing over het feit hij zomaar bij haar langskwam, was kennelijk verdwenen. Aan de andere kant leek ze nergens echt van op te kijken, ook niet toen haar man was verdronken.
Toen Perez naar haar kleindochter keek, besefte ze dat hij misschien liever niet in het bijzijn van het kind met haar wilde praten.
‘Ga maar lekker buiten spelen, Alice,’ zei ze. ‘Het is zulk mooi weer dat je binnen niets te zoeken hebt. Als je naar school gaat, kun je nog lang genoeg binnen zitten. Vooruit, naar buiten.’ Ze deed de keukendeur open en duwde haar kleindochter met zachte hand naar buiten, de diepe, smalle tuin in. Alice klom op een houten schommel en hield nog steeds de gebreide knuffel vast, zodat ze met één hand zowel het beest als het touw moest vasthouden. Het touw leek op de kabels die op schepen worden gebruikt, op het touw waarmee de Engelsman aan een van de balken hing.
‘Er is een dode man in Kenny’s schuur gevonden,’ zei Perez. Waarschijnlijk wist ze dat al, net als haar zoon. Ze moest Sandy op de muur hebben zien zitten. Ze was vast naar hem toe gelopen om te vragen wat er aan de hand was. Maar als ze al iets wist, liet ze dat niet merken.
Ze begon de suiker en margarine te kloppen en keek opeens met een scherpe blik op.
‘Kenny toch niet? Nee, Kenny kan het natuurlijk niet zijn, want die heb ik net nog zien langskomen. Gehaast, alsof hij niet aangesproken wilde worden. Maar wie is het dan wel?’
‘Een Engelsman,’ zei Perez. ‘Een vreemdeling. Hij was gisteravond op het feestje van Bella Sinclair, maar blijkbaar kent niemand hem.’
‘Hoe is hij aan zijn eind gekomen?’ vroeg ze.
‘We hebben alle gegevens nog niet binnen. Hij hangt aan een van de balken.’ Hij zweeg even. ‘Jij was er niet, op Bella’s feestje.’
Het was geen vraag, en ze gaf dan ook geen antwoord. ‘Jij wel? Ik heb gehoord dat je kennis hebt gekregen aan de vrouw van Duncan Hunter.’
‘Ze is niet meer met hem getrouwd, Aggie.’ Waarom zei hij dat nou? Hij vond het vervelend dat hij zich geroepen voelde op haar opmerking te reageren. Misschien kwam het doordat ze hem aan zijn moeder deed denken, en tegenover haar had hij altijd het gevoel gehad zich te moeten verdedigen.
‘Nou ja, dat gaat mij ook niets aan.’ Ze aarzelde. ‘Bella had me wel uitgenodigd, maar jij weet ook wel, Jimmy, dat zoiets niets voor mij is. Allemaal mensen die ik niet ken.’
‘Het was eigenlijk ook niets voor mij.’
‘En ik vind Bella een beetje eng. Zelfs na al die jaren.’
Hij glimlachte, want hij snapte precies wat ze bedoelde. Hij vond hetzelfde. ‘Jullie zijn waarschijnlijk samen opgegroeid, hier in Biddista.’
‘Inderdaad,’ zei ze. ‘Toen woonde zij ook nog in dit blok. Willy zat in het andere hoekhuis. Hij is nooit getrouwd geweest, en zijn moeder was al overleden tegen de tijd dat ons dat opviel. De Sinclairs woonden in het middelste huis. En ik woonde hier, met mijn ouders.’
‘Dus je bent weer terug op je oude plek.’
‘Ik wilde hier eigenlijk nooit weg.’
‘Had Bella maar één broer?’
‘Ja. Alec, de vader van Roddy.’
‘Wat was dat voor man?’
‘O, een rustig type. Leek totaal niet op zijn zoon. Hij had kanker, moet je weten. Zo afschuwelijk als je nog zo jong bent. Op het eind teerde hij helemaal weg. Dat moet voor Roddy wel heel erg zijn geweest. Misschien verklaart dat waarom hij zo’n wild leven is gaan leiden.’
Perez dacht dat hij haar licht zag blozen en vroeg zich af of ze misschien bijzondere gevoelens voor Alec Sinclair had gekoesterd. Maar de rode kleur kon ook door de warmte in de keuken komen.
‘Kenny Thomson woonde toen al in Skoles,’ zei ze. Blijkbaar wilde ze van gespreksonderwerp veranderen. ‘Met zijn ouders en zijn broer Lawrence. Dus eigenlijk is er weinig veranderd. Lawrence is eerst naar Lerwick verhuisd, en uiteindelijk helemaal weggegaan.’
‘Weet jij misschien of er in de buurt mensen van buiten logeren? Is een van de huizen richting Middleton een bed and breakfast geworden?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Niet dat ik weet.’ Ze tikte een van de eieren tegen de rand van de kom kapot en trok de eierschaal met haar duimen open. ‘Kan het Peter Wilding niet zijn? Hij is in Willy’s huis komen wonen. Hij komt ook uit Engeland.’
‘Martin had hem dan wel herkend, want hij heeft die vreemdeling gisteravond nog gezien.’
‘Dan kan ik je niet verder helpen.’
‘Heb je de afgelopen dagen nog toeristen in de winkel gehad?’
‘Een paar. In het begin van de week een groepje Australische jongeren die blikjes drinken kochten. En gisteren stopte er bij het Herring House een bus met toeristen om koffie te drinken. De meesten zijn daarna even de benen gaan strekken en kwamen hierheen, om ansichtkaarten en wat snoep te kopen. Maar dat waren allemaal bejaarden. Hoe oud is die man in de schuur?’
‘Niet zo oud. Een jaar of veertig, vijfenveertig.’
‘Dat is inderdaad niet zo oud.’ Weer ging er een ei in de kom. Ze strooide er een eetlepel meel overheen en roerde het ei voorzichtig door het beslag.
Perez wachtte tot ze klaar was en vroeg toen: ‘Waar heeft Alice dat clownsmasker vandaan?’
‘Waarom wil je dat weten, Jimmy? Wil je er een voor het dochtertje van Fran Hunter meenemen?’ Een flauw, uitdagend lachje, een poging om hem uit de tent te lokken.
‘Nee, daar gaat het niet om.’ Hij aarzelde, maar bedacht dat het geen kwaad kon het haar te vertellen. Iedereen zou het toch wel te weten komen.
‘Die vent in de schuur draagt ook zo’n masker.’
Ze bleef roerloos staan, met de kom onder haar arm, terwijl ze met de hand van haar andere arm de lepel vasthield. Misschien zag ze het voor zich: een onbekende man met een masker voor zijn gezicht. ‘Ik heb dat masker niet gekocht.’
‘Martin ook niet.’
‘Dan moet het Dawn geweest zijn. Als je wilt, kan ik het wel aan Alice vragen. Misschien weet ze nog hoe ze aan dat ding komt. Als je denkt dat het belangrijk is...’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Het kan ons helpen bij de identificatie. Veel meer hebben we niet om van uit te gaan.’
Het leek hem geen slecht idee om contact met Dawn op te nemen, want het was aannemelijk dat zij er meer van wist dan Alice. Het toeval van de twee gelijke maskers intrigeerde hem, en het liefst was hij meteen naar Middleton gereden om met Dawn te gaan praten. Maar dat zou een onverantwoorde actie zijn. Eerst moest de recherchekamer worden ingericht, zodat alles in gereedheid was als de collega’s uit Inverness arriveerden. Hij wilde niet de indruk wekken dat het Shetland-team een ernstig misdrijf niet aankon. De laatste keer dat ze op het eiland waren geweest, had de zaak zich veel te lang voortgesleept. Bovendien wilde hij niet te veel gewicht toekennen aan twee dezelfde maskers. Als hij nu naar de school van Dawn ging en haar uit de klas haalde, zou dat de geruchtenstroom alleen maar op gang brengen. Hij kon zich de laatste moordzaak op Shetland nog goed heugen, de angst die de hele gemeenschap in zijn greep hield, waardoor de sfeer op het eiland ingrijpend veranderde. Maar dit was iets anders. Nu ging het om iemand van buiten. Toch wilde hij er alles aan doen om te voorkomen dat er weer blinde paniek uitbrak.
‘Als Alice niets weet, wil je het dan aan Dawn vragen?’ vroeg hij.
‘Zal ik doen.’
‘En hou dit onder ons, oké? Ik wil eerst de nabestaanden op de hoogte brengen.’ Als we die al kunnen vinden, voegde hij er in gedachten aan toe.
‘Maak je maar geen zorgen, ik zal er met niemand over praten, en ik zal Dawn vragen het er ook niet met anderen over te hebben,’ zei ze, op een toon die veronderstelde dat haar verzoek aan Dawn gehonoreerd zou worden.
Perez kon zich niet voorstellen dat Fran ook zo inschikkelijk zou zijn als zijn moeder haar om een gunst zou vragen. Fran had al een succesvolle carrière achter de rug voordat ze naar Shetland kwam. Haar zelfvertrouwen had de laatste tijd een flinke deuk opgelopen, maar ze was in elk geval iemand die probeerde zich niet door anderen te laten leiden. Fran en mijn moeder, dacht hij, zouden die twee met elkaar overweg kunnen?
Aggie zette de beslagkom neer en liet Perez uit. Hij merkte dat ze graag wilde dat hij wegging.
‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Misschien heb je het er moeilijk mee. De manier waarop Andrew om het leven is gekomen... Daar had ik eerder bij stil moeten staan.’
Ze keek hem met een kille blik aan. ‘De dood van mijn man was een ongeluk. Dat was iets heel anders.’
‘Natuurlijk.’ Hij merkte dat hij vuurrood werd, draaide zich snel om en liep naar buiten.
Toen hij de weg had bereikt, hoorde hij in de verte een misthoorn. Omdat de zon nog scheen, dacht hij eerst dat het een test was. Dat gebeurde soms, en hij schrok altijd als hij dat zware, dreunende geluid hoorde terwijl de zon scheen. Maar toen zag hij dat op zee een dikke mistbank was ontstaan, die nu nog aan de horizon lag, maar in rap tempo naar het land toe dreef. In het zuiden had de mist de kust waarschijnlijk al bereikt.
Sandy had de schuur met blauw-wit lint afgezet. politie. niet betreden. Een politieauto blokkeerde de weg naar de pier. Sandy kon nu wel weer terug naar Lerwick gaan, want het ging erom dat de plaats delict was afgezet tot de technische recherche er was. Hij vroeg zich af of Sandy de doktoren erop had gewezen dat de technische recherche misschien hun schoenen en wellicht ook hun kleren wilde zien, voor het geval er sporen daarvan in en rond de schuur werden gevonden. Dat was een nalatigheid van hemzelf; hij had Sandy daarvan op de hoogte moeten stellen.
Hij was halverwege de schuur toen zijn telefoon ging. Morag, iemand van zijn team. Hij had haar opdracht gegeven een vlucht te boeken voor het team uit Inverness.
‘Hoe is het daar bij u?’
‘Wat zeg je?’ Vroeg ze dat uit beleefdheid? Wilde ze een praatje maken? Snapte ze dan niet dat er haast geboden was?
‘Ik heb Sumburgh aan de lijn gehad. Het is daar ontzettend mistig.’
‘Verwachten ze vanmiddag nog opklaringen?’
‘Ik heb zojuist met Dave Wheeler gesproken.’ Dave was de weerman, die op Fair Isle woonde en de weerberichten voor de scheepvaart verzorgde. ‘Dat is hoogst onwaarschijnlijk volgens hem. En op het vliegveld zeggen ze dat ze vandaag geen in- of uitgaande vluchten meer verwachten.’
Perez beëindigde het gesprek en dacht na. De zon ging al schuil achter de mist. Vandaag zou het team uit Inverness niet meer komen. Als de mist bleef aanhouden en ze pas de nachtboot konden nemen, zouden ze niet eerder dan morgenochtend zeven uur arriveren. Hij had de leiding. Het was zijn onderzoek. Zoiets had hij altijd al gewild.
Weer ging zijn mobieltje. ‘Jimmy. Met Roy Taylor. Uit Inverness.’
Het was dus helemaal niet zíjn onderzoek.
‘Ik wil graag dat je het volgende doet zolang we nog niet kunnen komen.’